Tijdens een bezoek aan een locatie van Esdégé-Reigersdaal, ergens in Noord-Holland, kun je zomaar Arnoud Aikema tegenkomen, lid van de raad van bestuur. Misschien achter de laptop aan het werk, maar de kans is groter dat hij in goed gesprek is. Met medewerkers of met cliënten. “Want dat is waar het over gaat. Over de relatie met mensen, over wat iemand beweegt, over wat iemand wil of kan bereiken, over wat wij voor iemand kunnen betekenen”, aldus Arnoud. “Voor die persoonlijke gesprekken ga ik iedere week, minimaal een dag, op een locatie werken.”
Hij is nu ruim een jaar werkzaam bij Esdégé-Reigersdaal. Als accountant koos hij bewust voor een rol bij een organisatie in de gehandicaptenzorg. Als ervaren toezichthouder wilde hij meer doen dan dat. “Er zelf iets van vinden en zelf sturen, dat wilde ik graag. En daarbij had ik al een positief beeld van Esdégé-Reigersdaal.” Een jaar later blikt hij terug en kijkt hij vooruit. De stap naar Esdégé-Reigersdaal is hem heel goed bevallen. “Ik moet allereerst kwijt dat ik buitengewoon hartelijk ontvangen ben, dat ik alle steun en support heb gekregen die ik mij maar wensen kon. Ondanks dat dit een raar jaar was, met corona. Mensen hadden veel geduld en ze hebben vast gedacht dat ik weinig wist. Dat lieten zij dan niet blijken,” zegt hij lachend.
“Vooral het contact met cliënten ervaar ik als iets heel leuks. Daar had ik weinig ervaring mee. Maar ik bemerk een soort gemak in die omgang. En ik zie alleen maar blije gezichten. Ik krijg altijd terug dat cliënten de bezoeken waarderen, dat zij het ook leuk vinden. We hebben echt contact met elkaar, het doet ertoe. Ik vind dat belangrijk omdat deze organisatie drijft op verbinding, op het relationele. Het is geweldig als je dat in de praktijk ervaart.”
De roeping van een beroep
Arnoud vervolgt inhoudelijk: “Ik vind wel iets van de zorg in Nederland en met name van mijn eigen vakgebied dat heel financieel en organisatorisch van aard is. De accountancy heeft een bovenmatige hoeveelheid neo-liberaal denken over de zorgsector uitgestrooid. Iedereen is er daardoor de laatste 30 jaar van overtuigd geraakt, dat het met een spreadsheet en het juiste besturingsmodel wel goed komt in de zorg. Dat heeft ertoe geleid dat er veel meer gelet wordt op kwantiteit en niet op kwaliteit. Iedereen gaat elkaar napraten en dat leidt tot sturing op meetbare grootheden, vergelijkbare zaken, cijfers. En daar gaat het niet om.
"Er zelf iets van vinden en zelf sturen, dat wilde ik graag"
—
Ik had al het idee dat ik anders tegen de zaken aankeek dan mijn collega-accountants.” Hij legt uit: “Als je een beroep uitoefent, waarvoor je van alles leert, allerlei vaardigheden, dan wil je dat in de praktijk brengen. Je kunt je laten afleiden door allerlei randverschijnselen, dan ga je uit de pas lopen met de roeping van jouw beroep. Ik zag dat bij accountants gebeuren. Jonge mensen startten in dat vak, maar waren na vijf jaar volledig omgeturnd. Zij belandden in dezelfde mal van uren draaien en winst maken. Als accountant voerde ik vijftien jaar lang gesprekken met families en familiebedrijven. Daarna werkte ik ruim vijf jaar samen met Buurtzorg. Die dingen maakten bij mij zichtbaar wat ik al jaren dacht, ik had er eerder nog niet de woorden voor en geen beelden bij. Ik heb ervaren dat het niet gaat om het financiële denken, maar om het voeren van het goede gesprek met elkaar. Dan kom je er pas achter wat iemand echt wil en echt nodig heeft.”
Goede zorg kost minder
“Bij Esdégé-Reigersdaal zag ik mooie uitdagingen. Het groter worden van de organisatie, wat het risico meebrengt dat je de binding met jouw oorspronkelijke roeping als organisatie kwijtraakt. Die groei gaat ook nog samen met toenemende druk van buiten, en misschien ook wel van binnenuit, de druk van regelingen en systemen. Ik denk dat ik daar een kentering in kan aanbrengen en een bijdrage kan leveren. Hoe ga je anders om met systemen? Waar laten we weerstand blijken aan het zorgkantoor of de gemeenten? Het is belangrijk om bij die financiers hetzelfde idee te ontwikkelen over wat goede zorg is. Dat is waar wij met elkaar voor staan. Als wij er in slagen echt te sturen op kwaliteit, dan gaat de zorg ook minder kosten. Dat klinkt tegenstrijdig, maar is het niet. Omdat goede zorg zich uitstrekt naar de omgeving van de persoon die de ondersteuning nodig heeft en zich ook uitstrekt naar de preventie. Als je het goede gesprek kunt voeren aan het begin van een ondersteuningsproces, leidt dat op termijn tot minder kosten. Juist omdat je dan direct de goede zorg biedt. Soms betekent dat juist in het begin meer zorg, meer ondersteuning, totdat iemand een vorm van zelfredzaamheid heeft en de goede mantel om zich heen heeft. Tot er structuur en rust in iemands leven komt. Tot alles goed is afgestemd. Dan blijkt in het overgrote deel van de gevallen dat er juist minder zorg nodig is. Als er maar aandacht is voor andere dingen dan die directe ondersteuningsvraag. Kun je je gelukkig voelen? Heb je psychisch en lichamelijk welbevinden? Kun je gebruik maken van materiele voorzieningen die er zijn? Als dat goed geregeld is, neemt de vraag naar zorg af. Wij kunnen aantonen dat dit zo is.”
“Ik denk dat Esdégé-Reigersdaal veel meer moet zijn dan iets van ons, of van de cliënten. Meer dan een ondersteuner, meer dan een organisatie. Ik wil Esdégé-Reigersdaal eigenlijk zien als een sociale innovatie. We denken na over hoe verschillende groepen in deze maatschappij op een goede manier kunnen samenleven. Wij moeten dat altijd met anderen samen doen.”
"We denken na over hoe verschillende groepen in deze maatschappij op een goede manier kunnen samenleven"
—
Bezig zijn met ondersteuning
“Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat wij ons niet te veel laten dwingen om bezig te zijn met het voldoen aan de eisen die de wereld om ons heen stelt? We zijn daar namelijk heel bedreven in geworden, in het invulling geven aan allerlei regels en verzoeken. We zijn er wel veel mee bezig. Terwijl wij veel meer bezig willen en moeten zijn met de ondersteuningsvraag van cliënten. De bedrevenheid om met die systeemwereld om te gaan, is nog iets anders dan het bestrijden ervan. Er voor zorgen dat die wereld om ons heen ook de kwaliteit van zorg centraal stelt en niet de financierings- of de verantwoordingsbehoefte van bijvoorbeeld de gemeente of het zorgkantoor. Dat vraagt om andere vormen van contracten, op basis van vertrouwen en andere vormen van verantwoording afleggen. Anders kijken naar resultaten.
Dat is een ambitie die ik heb. Dat het gesprek anders gevoerd wordt en dat het systeem echt verandert.” Arnoud geeft een voorbeeld: “Een cliënt kan een laag zelfbeeld hebben. Vaak een ingewikkelde, mentale problematiek. Als je dan eens in de drie maanden hetzelfde verhaal moet vertellen aan een anoniem iemand van de gemeente, dan is dat niet fijn. Dat is herkauwen van je eigen teleurstellende ervaringen. Daar kun je op twee manieren mee omgaan. Het eerlijke verhaal vertellen en daardoor steeds depressiever worden. Of een vrolijk verhaal ophangen, waardoor het idee kan ontstaan dat je geen ondersteuning meer nodig hebt. Zolang wij in dit soort cirkels ronddraaien, moeten onze medewerkers veel tijd steken in het loskrijgen van beschikkingen. Daar zijn we handig en goed in. Maar het is niet de bedoeling. Een derde van het landelijk beschikbare budget voor de jeugdwet gaat op aan apparaatskosten. Dat is niet gezond. Dat moet anders.”
Tegengaan
“Er zit nog iets anders achter deze ambitie bij mij. Iets wat eigenlijk te maken heeft met fatsoen. Een soort drang om iets te doen tegen wat kortgeleden nog door een mevrouw Van der Zwaard werd beschreven in haar proefschrift als ‘geïnstitutionaliseerde vernedering’. Regels en systemen die bedoeld zijn om mensen te helpen werken averechts en pakken soms vernederend uit. Het feit dat je tegen wetten en regels aanloopt kun je als heel vernederend ervaren. Continu verantwoording moeten afleggen over je leven, over wie je bent, is vernederend. Het gevolg kan zijn dat je depressieve gevoelens ontwikkelt, je minderwaardig gaat voelen. Alles waar wij niet voor staan. Wat ik in de verhalen van de clusters hoor, is dat als wij in de gelegenheid zijn om ons te ontfermen over mensen, dit eigenlijk zonder uitzondering leidt tot een verbetering van iemands leefomstandigheden.
Wat mij opvalt in deze organisatie is dat er een enorme energie zit in het vinden van oplossingen voor individuele cliënten. Zeker bij heel ingewikkelde casuïstiek. Dat vind ik prachtig om te zien. Maar we moeten er wel voor zorgen dat we kunnen blijven doen waar wij goed in zijn. Dat wij onze inhoudelijke roeping blijven volgen. Die inhoudelijke roeping waar wij een organisatie omheen hebben gebouwd. En af en toe word je daarvan afgeleid door de complexiteit van buiten, de rol die geld speelt. Let wel; ik onderken het belang van geld en verantwoorden, maar ik ontken dat bedrijfsmatige logica de goede weg is. We moeten het hebben over kwaliteiten, niet over kwantiteiten. Het gaat om de merkbaarheid in plaats van de meetbaarheid.”
"Van dit werk word je bescheiden.
Vooral bescheiden over de maakbaarheid van dingen"
—
Onze visie kan eenvoudiger
“Het afgelopen jaar ben ik wel bevestigd in het idee dat we met gemeenten en het zorgkantoor het andere gesprek kunnen voeren. Een andere manier van contracteren is zeker mogelijk. Voor ons als organisatie is het wel een grote uitdaging om goed om te gaan met die steeds complexere omgeving. Hebben wij voldoende slagkracht, energie, inzet, overtuiging om de dingen te doen die wij willen doen? Dat vereist vooral een versterking van iedereen die in teams, binnen clusters werkt. Dat vereist dat we het visiegesprek met elkaar voeren. Dat we heel goed bepalen wat we nodig hebben aan bagage om die complexiteit aan te kunnen en toch te blijven doen waar wij goed in zijn. Hoe organiseren wij dat met elkaar? Wie moeten wij zijn of worden om dat te kunnen? Hoe beter teams binnen clusters toegerust zijn om problematiek uit het werk op te lossen, zonder hulp van buitenaf, hoe beter het is. Dat vraagt om vaardigheden, vaak communicatievaardigheden, dat vraagt specifieke kwaliteiten. Dat vraagt om duidelijkheid over wat je wel en niet kan. Dat je het zelf organiseert en de praktische dingen gewoon met elkaar oplost. Ik wil nog wel kijken of we daar verdere stappen in kunnen zetten. De zorg wordt daar uiteindelijk beter van. Goede zorg kun je alleen gezamenlijk leveren, als je goed samenwerkt.”
Voor een organisatie die zo visie gedreven is, die zo dicht bij de cliënt staat, vind ik wel dat we het soms nog wat ingewikkeld maken. Dat komt misschien juist doordat we heel inhoudelijk zijn, veel verschillende uitgangspunten in balans willen houden, omdat we altijd het juiste evenwicht zoeken. Daarmee wordt het nemen van besluiten soms wel een taai proces. Daarom zoek ik nog naar een eenvoudige manier om de visie te duiden. Op zo’n manier dat het ons helpt bij het nemen van besluiten, bij het beantwoorden van alle strategische vragen die op ons afkomen, over groei, over de rol van de ondersteunende diensten, over de arbeidsmarktstrategie, bij alles eigenlijk. Zodat besluiten altijd eenvoudig goed uitlegbaar zijn.
Waar het echt om gaat
Tot slot voegt Arnoud nog toe: “Van dit werk word je bescheiden. Vooral bescheiden over de maakbaarheid van dingen. Het grote belang van het investeren in een relatie met mensen. Als 16-jarige heb ik ooit een zeer ernstig ongeval gehad. Dat heeft mij een aantal jaren afhankelijk gemaakt van anderen. Die afhankelijkheid bestond er vooral uit dat ik in medische zin beperkt was en in die zin dingen moest. De vragen die ik kreeg werden altijd vanuit medisch perspectief gesteld. Die gingen niet om mij als mens. Een mens is meer dan een medische conditie. Het geldt ook voor onze cliënten, dat het gaat om hen als mens. Eigenlijk hebben zij in die zin geen beperking. Ik merk aan mijzelf dat die bagage ertoe doet als ik met cliënten in gesprek ga, of als het om zorg-ethische vragen gaat.
Het mooiste aan Esdégé-Reigersdaal is misschien wel dat er altijd ruimte is voor die persoonlijke inkleuring. En ik weet uit ervaring dat dit bij veel organisaties heel anders is. Voor mij persoonlijk is er een lijn zichtbaar in wie ik ben, wat Esdégé-Reigersdaal is, hoe wij ons moeten organiseren, hoe wij met cliënten omgaan en met onze omgeving. Een bepaalde thematiek komt steeds terug, los van het onderwerp. Hoe ga je om met de wereld zoals die zich aandient en wat heb je daarvoor nodig? Hebben we een relatie? Welke kennis, capaciteit, vaardigheid is er voor nodig om deze situatie te lijf te gaan? En wat is het perspectief? In die zin ben ik ambitieus. Iedere dag maken we er weer iets van, passend bij de situatie.”