Voor het raam staat een tafel met vier stoelen. “Het is de enige plek waar ik goed licht heb”, vertelt Marian. “Hier zit ik vaak te werken en zwaai ik naar de mensen die voorbijlopen. Veel mensen kennen mij.” Op de tafel, losjes gesorteerd in de ronde halfhoge plastic doosjes van Jodekoeken, staan stiften. De bekende paarse deksel kan er niet meer op. Daarvoor zijn ze net te lang. Verder een driezits met salontafel, wandkasten en lijsten aan de muur. Een gewoon appartement. Of niet? Wie verder kijkt, ziet dat de woning een verhaal vertelt. Het relaas van een vrouw die via het noodlot haar geluk wist te vinden in een leven dat, naar eigen zeggen, ‘een puinzooi’ was.
“Ik was bang, ik dronk, rookte en had de verkeerde vrienden. Ik heb vier kinderen die ik eigenlijk niet op kon voeden. Uiteindelijk woonde er nog maar één bij mij. Mijn leven was een grote puinzooi. Ik was vijftig en na je vijftigste herstelt je lichaam zichzelf niet meer. Daarom wilde ik stoppen met alles dat slecht voor me was.”
Geluk bij een ongeluk
Marian is een gelovige vrouw. Van kinds af aan geweest. Haar geloof in God heeft ervoor gezorgd dat ze, hoe slecht het ook ging, altijd bleef hopen op een beter leven. “Ik voelde gewoon dat het ooit goed zou komen met mij”, vertelt ze. “Ik heb gebeden om hulp. Bijvoorbeeld om hulp bij het stoppen met roken.” Marian is ervan overtuigd dat haar gebeden verhoord zijn. Enkele jaren terug kreeg ze een hersenbloeding. Dat wens je niemand toe. De gevolgen voor degene die het overkomt en zijn of haar omgeving zijn vaak zeer ingrijpend. Dat geldt ook voor Marian. Toch is ze ervan overtuigd dat haar hersenbloeding haar redding is geweest. Het voelt voor haar alsof haar gebeden verhoord zijn op een manier die ze zelf niet had kunnen bevroeden. “Ik was aan het werk in m’n tuin. Een compostbak timmeren. Ik ben gevallen en weet niet meer wat er gebeurd is. Na drie maanden kwam ik bij. Geen enkele behoefte meer aan drank of sigaretten. Ik was ervan af.”
Niet meer bang
“Ook was ik niet meer bang. Voor mijn hersenbloeding was ik dat altijd. Bang om iemand op te bellen, bang om alleen thuis te zijn, bang om iemand thuis te ontvangen. Gewoon bang voor alles. Ik ging drinken om de angst de baas te kunnen. Maar van drank werd ik alleen maar nog banger. Ik kreeg wel hulp, maar het hielp mij niet van mijn angst af. Ik heb therapie gehad, ben een paar keer naar een afkickcentrum geweest, maar bij mij hielp het niets. Misschien was het wel een soort stoornis in mijn hersens, ik heb eigenlijk geen flauw idee. Ik had angst en dat ging niet zomaar weg. Pas na mijn hersenbloeding. Ik voelde me voor het eerst zielsgelukkig. Ik heb nooit geweten dat het leven zo leuk was. Het is onvoorstelbaar, de angst was weg. Ik voelde me blij.”
Ook voor Marian heeft haar hersenbloeding negatieve gevolgen. “Ik kan vanwege mijn hersenbloeding niet meer tegen geluid. Geluiden worden niet meer gefilterd. Alles komt even hard binnen. Hier in huis is het daarom altijd doodstil en bepaalde dingen, zoals naar de bioscoop of naar de kroeg, kan ik niet meer doen. Dat vind ik wel jammer. ’s Avonds om zeven uur ga ik naar bed. Dan heb ik echt rust nodig.”
Kleuren
Kleuren deed Marian haar hele leven al. Met stift. Zo’n beetje op alles was los of vast zat. In haar appartement is dat overal te zien. Iedere tafel, iedere vaas, verschillende vogelhuisjes en de werken aan de muur, het zijn de stille getuigen van een leven lang kleuren. “De patronen die ik maak zijn symmetrisch. Het zijn mandala’s. Voor mijn hersenbloeding maakte ik ingewikkelder patronen dan nu.” Marian toont de salontafel waarop een kleurenpatroon te zien is. Lijnen kruisen onder en over elkaar. Een monnikenwerk zonder meer. “Doordat ik een hersenbloeding heb gehad, kan ik niet meer werken. Ik mag nu de hele dag doen wat ik het liefste doe. Kleuren! Ik maak ook dingen voor andere mensen.” Op de tafel bij het raam ligt een A4-tje met daarop een symbool. “Dit is een logo en er is mij gevraagd of ik het in wil kleuren.”
“Ook bij mijn herstel hebben mijn kleurboeken een belangrijke rol gespeeld. Na mij hersenbloeding zat ik in een rolstoel, met een blad voor mijn buik zodat ik er niet uit zou vallen. Ik reageerde wel op mijn omgeving, maar zelf weet ik er niets meer van. Ik was nog niet bij bewustzijn. Mijn zus kwam op het idee om mijn kleurboeken en kleurtjes van thuis te halen. Ze zette ze voor me neer en ik ging er meteen mee aan de slag. Zelf weet ik dat niet meer. Ik heb gehoord dat ik toen ook weer ging praten. Gelukkig zit ik nu niet meer in een rolstoel. Ik ben zó blij dat ik weer heb leren lopen.”
Onderzetters
In de centrale hal van het wooncomplex waar Marian woont, staat een grote tafel met gebruikte boeken. Een stuk of dertig titels hunkeren naar een nieuwe eigenaar. “Hier leggen de bewoners dingen neer voor anderen. Spullen die ze zelf niet meer gebruiken.” Terwijl Marian vertelt, legt ze drie zelfgemaakte mandala’s neer. Pakweg vijftien centimeter in doorsnee. Geplastificeerd zodat ze als onderzetter kunnen dienen. “Vaak zijn ze zo weg, mensen willen ze blijkbaar graag hebben.” Ze wijst naar een van de appartementen. Achter het raam een creatief werk. “Ook van mij”, zegt ze trots.