Het was een val, een ongeluk. Tien meter naar beneden in een liftschacht. Artur de Groot (34) werkte mee aan de bouw van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam. Een mooi project. Hij had net z’n theorie gehaald voor zijn rijbewijs en zou een week later afrijden. Daarna, z’n droomauto. Een Subaru Impreza WRX. Drieëntwintig jaar was hij, een leven vol plannen voor de boeg. Totdat…
We spoelen ‘de film’ vooruit. Elf jaar later, anno nu. Autobedrijf van Vliet in Schagen. Ratelend wordt een autowiel vastgedraaid. De geur van rubber, olie en metaal, terwijl een van de bruggen in de werkplaats zacht zoemend een auto optilt. Met zijn handen schetst Artur de situatie van toen. “Een liftschaft, de zoveelste verdieping, ik stond hier, mijn baas daar, er stonden containers en die werden verplaatst.” Zijn stem heeft een gebeurd-is-gebeurd-toon. Nuchter. Je verandert er toch niets meer aan. Zo klinkt het. Met zijn hand doet hij de val na. Hij fluit van hoog naar laag. Van hard naar onhoorbaar. In de stilte aan het eind kun je de klap bijna horen en voelen. “Ik had net zo goed dood kunnen zijn”, zegt hij. “Na zes dagen werd ik wakker, in het ziekenhuis. Geen idee van wat er gebeurd was. Het enige dat ik nog wist, was dat ik vlak voor het ongeluk vijf grilburgers had gegeten bij de Febo.” Hij lacht en er verschijnen lichtjes in zijn ogen.
32 pennen
Artur brak zijn bekken op vijf plaatsen. Ook zijn linkerbeen en arm waren er slecht aan toe. Vijf platen en tweeëndertig pennen houden sindsdien de boel bij elkaar. Na het ziekenhuis begon de revalidatie. “Ik zat in een rolstoel en wilde per sé weer leren lopen”, vertelt hij. Dat lukte. Wel heeft hij blijvend letsel. Lopen gaat daardoor moeilijk en het gebruik van zijn linkerarm is niet meer zoals het was. Na zeven maanden mocht hij weer naar huis. Aanvankelijk ging hij wonen bij een vriendin van zijn moeder. In het begin ging dat goed, maar later niet meer. “Ik wilde gewoon wat doen,” vertelt Artur, “ik zat al een jaar thuis, ik kon nergens heen en ik wilde niet met mijn rollator de kroeg in. Toen zat ik er wel even doorheen.” Die frustratie leidde tot problemen. Het was beter dat hij zelfstandig ging wonen. En zo kwam hij uiteindelijk terecht in Schagen waar hij woonondersteuning krijgt.
Artur is een echte praktijkman. “Ik moet dingen zien om ze te kunnen leren”, vertelt hij. Met een apparaat haalt hij een versleten autoband van een lichtmetalen velg. “Ik deed praktijkonderwijs, dat past bij mij. Bezig zijn.” Voor het ongeluk werkte hij hard. ’s Avonds om tien uur naar bed en de volgende ochtend om vijf uur eruit. Aan de slag. Na het ongeluk was alles totaal anders. Betaald werk ging niet meer. Artur werkte bij de voedselbank en een autosloperij. “De sloperij was leuk. Ik was veel buiten en had leuke collega’s”, merkt hij op. Nu dus bij Autobedrijf van Vliet. Dankzij de dochter van de eigenaar. Door zijn verhuizing naar Schagen moest Artur op zoek naar andere dagbesteding. Hij kwam terecht bij het Skager AC (activiteitencentrum) van Esdégé-Reigersdaal en werkte onder andere bij het Tracé. Daar werd hij opgemerkt door een stagiaire. De dochter ván dus. “Ik zat daar vaak filmpjes van auto’s te kijken en zij zag dat. Haar vader had een autobedrijf en zo ben ik bij Autobedrijf van Vliet terecht gekomen. Dat bevalt me goed.” Ondertussen zit de nieuwe band er weer net zo makkelijk om als de oude eraf ging. “Weet je wat het is,” vervolgt Artur, “ik wil mij geen cliënt voelen en bij Van Vliet ben ik een van de jongens. Ik hoor er gewoon bij. Dat is wat ik wil.”
"Ik wil mij geen cliënt voelen"
—
Jobcoaching
Astrid Snaas is jobcoach bij het Skager AC: “Wij proberen passend werk of dagbesteding te vinden voor cliënten. Hierbij kijken we naar de mogelijkheden van de cliënt. Vervolgens leggen we contact met bedrijven waarvoor hij of zij wat kan betekenen. In 2019 zijn we met een groep cliënten begonnen bij Karwei in Schagen. Dat leek me ook wel wat voor Artur.” “Ik wilde dat alleen niet,” wordt ze aangevuld. “Ik zag het gewoon niet zitten. Ik dacht dat ik daar alleen maar mocht schoonmaken en opruimen.” En toen, toen was het maart 2020. Corona. Dagbestedingslocaties gingen dicht en Artur kwam voor een groot deel thuis te zitten. Astrid: “Ik kreeg een telefoontje, Artur wilde toch wel een dagje meedraaien bij Karwei.” Het werk bleek Artur goed te liggen. “Het was anders dan ik had verwacht. Soms moet ik wel even vegen of stofzuigen, maar dat hoort er gewoon bij. Ik doe ook heel veel andere dingen.”
Maatwerk
Astrid: “Het mooie van het werken bij Karwei is dat het maatwerk is. Iedereen die daar werkt kan dat doen op een manier die bij hem of haar past. De mate van zelfstandigheid is verschillend. De een heeft nabijheid nodig, terwijl de ander juist graag zelfstandig werkt. Artur heeft een eigen afdeling die hij beheert.” “Ik houd de afdeling bouwmaterialen bij”, vertelt hij. “Ik vul spullen aan, houd alles netjes en help klanten. Vooral het werken met klanten vind ik leuk. Ik merk wel dat ik mij minder goed kan concentreren. Als ik iets in een schap moet leggen, kost het mij moeite om de juiste plek te vinden. Heb ik die plek eenmaal gevonden, en ik draai mij om, ben ik de plek weer kwijt en moet ik opnieuw zoeken. Voor dat soort situaties bedenk ik oplossingen. Ik hang bijvoorbeeld het kaartje van het schap even scheef. Hierdoor kan ik de juiste plek makkelijker terugvinden.”
Shirtje ruilen
Astrid: “Na een maand gaf Artur aan dat hij zich niet prettig voelde in het Esdégé-Reigersdaal-shirt. Wij dragen zo’n shirt om te laten zien dat we van de dagbesteding van Esdégé-Reigersdaal zijn.” “Ik weet niet precies waarom ik zo’n shirt niet aan wil”, vertelt Artur. “Ik weet dat mensen naar mij kijken wanneer ik loop. Ik heb een soort hupje tijdens het lopen vanwege mijn ongeluk. Het shirt van Esdégé-Reigersdaal voelde voor mij gewoon niet prettig.” Er werd gezocht naar een oplossing, en die is gevonden. Een ander shirt. ‘Stage’ staat erop.
Scholing
“Tijdens een werkdag doen we ook altijd een halfuur aan scholing”, vertelt Astrid. “Het is een groepsgesprek waarin je dingen met elkaar bespreekt. Dat kan scholing zijn, maar er kunnen ook onderwerpen zoals gezond eten, op jezelf gaan wonen of actualiteiten voorbijkomen. Tijdens zo’n gesprek is het de bedoeling dat je dingen leert van elkaar.”
"Ik ben er trots op dat ik normaal werk heb"
—
Toekomst
“Als ik een miljoen win, wil ik een eigen huis. Die laat ik dan bouwen. Veder zou ik graag mijn heftruckdiploma halen. Dat lijkt mij mooi werk en dat kan ik op meer plekken doen. Bij Karwei kan ik certificaten halen, via de Karwei-academie. Zo mag ik nu met de elektrische pompwagen werken. Ik heb een cursus gedaan om te leren hoe dat ding werkt.” Astrid: “We blijven altijd kijken naar wat cliënten wél kunnen en wat haalbaar is. Daar zoeken we dan bedrijven bij die dit mogelijk willen maken. Vaak is er meer mogelijk dan je in eerste instantie zou denken.”
Trots en tips
Artur: “Ik ben er trots op dat ik normaal werk heb. Hier bij Van Vliet en bij Karwei. Gewoon tussen de mensen. Ik zou anderen die in mijn situatie zitten adviseren om dingen uit te proberen. Zoek hulp. Je weet pas of werk leuk is of niet als je het gedaan hebt. Ik dacht ook dat ik Karwei niets zou vinden. Toch bleek het een leuke baan te zijn. Maar ik heb ook bij een kinderboerderij gewerkt. Daar kwam ik erachter dat dieren niet echt mijn ding zijn. Gewoon proberen dus, loop een keer een dagje mee. Vind je het niks, kun je gewoon verder zoeken.”
Astrid: “Het is belangrijk om over je wensen en mogelijkheden te praten, dat kan met Esdégé-Reigersdaal of met de gemeente of het UWV. Zij kunnen je doorverwijzen naar ons. Op die manier vind je werk of dagbesteding die bij jou past. Ik denk dat dat hetgeen is dat iedereen uiteindelijk wil: nuttig werk doen en serieus genomen worden. Daar zetten wij ons voor in.”