Het werken op Activiteitencentrum Buitenhof is zeer afwisselend. Barry Schipper (35), Dave Hollanders (38) en Simone Dekker (31) vertellen over de manier waarop zij cliënten ondersteunen. Over veiligheid, vertrouwen en durf, over vallen en weer opstaan. Over jezelf zijn en het soms dolen en dwalen dat achteraf ‘leren in kleine stapjes’ bleek te zijn. Drie dertigers aan het woord over het werk dat hen na aan het hart ligt.
Ruimte en vertrouwen
Simone: “Onderling hebben we een beetje een no-nonsens-mentaliteit. Je mag hier zijn wie je bent. Dat maakt dat je ontspannen in je werk kunt staan. Dat is belangrijk, want veel in het werk wordt bepaald door je houding, of je ontspannen bent of niet. Cliënten voelen dat aan. Er wordt ons niet een bepaalde manier van werken opgelegd. Je doet veel op gevoel. Natuurlijk zijn er ondersteuningsplannen en methodieken waar je gebruik van maakt. Maar werken op gevoel blijft belangrijk. Cliënten kunnen namelijk onverwachte dingen doen. Dan heb je ruimte nodig om te kunnen handelen. Op die manier creëren we een sfeer waarbinnen cliënten zich op hun gemak kunnen voelen. Dat is heel belangrijk, want als cliënten gestrest zijn, kunnen ze zich niet ontwikkelen.”
“In het begin vond ik het best raar dat ik gewoon dingen kon gaan doen. Dat ik het vertrouwen kreeg. Ik wilde voor het eerst met een cliënt gaan fietsen. ‘Succes hè’, werd er gezegd, ‘bel maar als het niet lukt’. Ik dacht: vertrouwen ze mij? Dat ik dit kan? Het is ontzettend fijn wanneer je een nieuwe baan hebt en je collega’s vertrouwen erop dat je het aankunt. Dat ze zeggen: ‘Dat doe je goed’. Dat geeft je nét even dat zetje om dingen uit te proberen. Het vertrouwen in jezelf is uiteindelijk misschien wel het belangrijkste. Als ik geloof dat ik iets kan met een cliënt, dan pikt de cliënt dat op. Het geeft hem of haar een veilig gevoel. In ons team hebben we een positieve mindset: geloven is kunnen. In die zin draagt het vertrouwen dat je krijgt bij aan goede zorg.”
Barry: “Er was een cliënt die jarenlang niet meer gezwommen had. Ik dacht: ik ga het gewoon weer een keer proberen. Dat was spannend, want hij kon best wel eens uit de band springen. Toch heb ik het gedaan en het ging supergoed. Hij werd er helemaal blij van en ik ook. Weken later had hij het er nog over:
“Varry zwemmen”, zei hij dan.
Simone: “Je kunt hier dingen uitproberen. De dag dat je buiten de lijntjes gaat, is de dag dat je je ontwikkelt. Zo werkt het voor de cliënten ook. We kunnen wel alles van minuut tot minuut voor ze vastleggen, maar dan ontwikkelen ze zich niet meer. Doordat je hier je eigen ontwikkeling aan mag gaan, kun je daarin, samen met de cliënt, groeien.”
Dave: “Dat je dingen mag uitproberen heeft ook te maken met het feit dat cliënten zich niet goed kunnen verwoorden. Je observeert gedrag en weet vaak niet wat erachter zit. Heeft iemand spanning omdat hij het eten niet lekker vindt, of heeft hij last van zijn buik. Je weet het vaak niet. Dan moet je dingen durven doen om te ontdekken en te leren. Natuurlijk verschillen we onderling soms van inzicht. Dan is het belangrijk om open met elkaar te communiceren. Iedereen deelt dan zijn mening en zo kom je samen verder.”
Simone: “Reflecteren is ontzettend belangrijk. Als ik het gevoel heb dat iets niet goed gaat, vraag ik mijn collega’s wat zij ervan vinden en of zij dingen misschien anders hadden aangepakt. Daarnaast hebben we vergaderingen met onze orthopedagoog. Zij zorgt dan voor nieuwe inzichten, waardoor je opnieuw over dingen gaat nadenken.
Afwisseling
Simone: “Soms doe je even niets met een cliënt. Dat is dan nodig. Even rust, een moment om prikkels te verwerken.”
Barry: “Dat vond ik in het begin wel wennen. De ene dag kon je lekker met cliënten naar buiten en de andere dag kon dat niet omdat het dan bijvoorbeeld te warm was. Ik moest leren zien dat het op dat moment beter was om binnen te blijven. De warmte zou te veel prikkels geven en dat was voor de cliënt, op dat moment, niet prettig.”
Simone: “Dat maakt het werk uitdagend. Je weet nooit van tevoren hoe cliënten die dag zijn, elke dag is anders. Soms heb je een dag dat je denkt: dit is zó relaxt. Maar vaak heb je het nog niet gedacht of er verandert ineens van alles en moet je vol aan de bak.”
Competenties
Simone: “Om het werk bij ons te kunnen doen moet je wel een aantal dingen kunnen. Je moet actief willen zijn en van een uitdaging houden. Je moet kunnen zien dat cliënten zo nu en dan aftasten of jij die veilige ander voor ze bent.”
Dave: “Je moet inderdaad stevig in je schoenen staan. Snappen dat bij cliënten ‘het emmertje’ soms vol is omdat de wereld voor hen moeilijk te begrijpen is. Dan moet je dichtbij willen blijven en kunnen zien dat de cliënt het even niet alleen redt. Op zo’n moment moet je rust kunnen bieden en er voor hem of haar zijn. Tegelijk moet je aangeven welk gedrag eventueel niet kan. De kunst is om daar een balans in te vinden.”
Barry: “Wanneer je aan het werk bent, kun je bijvoorbeeld rustig aan tafel zitten, maar tegelijk ben je continue de omgeving aan het scannen. Je kijkt naar wat er gebeurt en hoe mensen in hun vel zitten. Uiteindelijk maakt het misschien niet zoveel uit welk papiertje je hebt. Het gaat meer om wie je bent. De eerste dag dat ik hier kwam, begreep ik pas echt wat de doelgroep inhield. Ik heb veel gehad aan mijn collega’s. Door hen heb ik in de praktijk kunnen leren. Zo werkt het bij mij. Ik leer dingen door ze te zien.”
Ontwikkelen vanuit veiligheid
Dave: “Het gaat allemaal om veiligheid. Voelt een cliënt zich veilig bij jou? Als ik kijk naar een jaar geleden dan waren er cliënten waarvan ik dacht: oké, ik kan jou nu niet benaderen. Bij één cliënt heb ik wel zeven maanden nodig gehad voordat hij zich bij mij veilig kon voelen. Hij kwam wel in mijn buurt, maar wanneer ik alleen met hem was, wist hij zich geen raad met mij. Dan werd hij onrustig en kon ik merken dat hij het spannend vond. Nu kan ik hem bij wijze van spreken drie of vier dagen niet zien en als ik daarna op de groep kom, dan hebben we meteen een soort lijntje.”
“Ik zit met een big smile naast hem en denk: wat knap dat je dit nu kunt”
—
Simone: “Cliënten hebben een sociaal emotionele ontwikkeling van tussen de zes en achttien maanden. Een gevoel van veiligheid is dus heel belangrijk. Het kost tijd dit op te bouwen. Als je eenmaal die veilige band hebt, kun je samen veel doen, van een stuk fietsen tot lekker samen stoeien. Dan kun je er écht zijn voor een cliënt. Ook wanneer het soms even minder makkelijk gaat. In die situaties laat de cliënt je dan ook toe. Samen onderga je dan dat moment, je blijft liefdevol bij de cliënt, je bent warm en zacht en helpt hem of haar er doorheen. Soms door gewoon naast iemand te gaan staan of zitten.”
Een triomf van pindakaas
Barry: “Na het werk praat je met elkaar over wat er wel en niet goed ging. Als je dan vertelt wat er goed ging en gelukt is, dan is iedereen blij. In eerste instantie voor de cliënt, maar ook voor de mensen die het gelukt is om iets voor elkaar te krijgen.”
Dave: “De cliënten leren in kleine stapjes. Voor de buitenwereld vaak niet eens zichtbaar, maar voor een cliënt een enorme prestatie.”
Simone: “Een van onze cliënten kan tegenwoordig zelf zeggen wat hij op brood wil. Hij zegt dan ‘kaas’, ‘pindakaas’ of ‘boter’. Op zo’n moment zit ik met een big smile naast hem en denk: wat knap dat je dit nu kunt. Ik kan nu tegen hem zeggen: ga jij maar lekker zitten, ik regel het eten wel. Voorheen begreep hij die situatie niet. Nu gaat hij gewoon ontspannen zitten wachten. Een andere cliënt kan nu, voor het wandelen, zelf zijn jas pakken en wachten bij de deur. Dat ging twee jaar geleden gepaard met veel gedoe. De overgang naar zo’n activiteit was toen te onoverzichtelijk voor hem. Nu gaat dat dus wel. Dat zijn zulke leuke momenten.”
Dave: “Dat zijn dus die kleine stapjes die de buitenwereld niet of nauwelijks ziet. Want ja, wat betekent het nou eigenlijk wanneer iemand kan zeggen dat hij pindakaas op zijn brood wil. Of rustig zijn jas kan pakken voor het wandelen. Voor een cliënt betekent dat dus heel veel. Een aantal jaren geleden was er meer één-op-één-begeleiding dan nu. Nu zie je dat er veel meer dingen samen gebeuren, in groepjes. In die zin hebben we echt stappen gemaakt. We gaan samen naar buiten, drinken koffie en zitten met een aantal cliënten samen aan tafel voor de lunch. Dat hebben we met elkaar bereikt.”
Barry
“Op school kon ik mijn draai niet vinden. Wist niet wat ik wilde en ben dus vrij vroeg gestopt. Werkte in een magazijn voor kappers en drogisterijen en in een elektrotechnische groothandel, waar ik klanten hielp. Het was een hele andere wereld. Er was altijd veel druk. Je mocht geen fouten maken, want anders kon je even naar kantoor komen. Uiteindelijk wilde ik dat niet meer. Ik dacht: ik moet iets anders. Met mensen bezig zijn trok mij altijd al. Ik heb gesolliciteerd op AC Buitenhof en ben aangenomen. Volgens mij hebben ze dat puur op gevoel gedaan. Ik haal veel voldoening uit mijn werk en wil niets anders meer. In september ben ik begonnen aan de basisopleiding. Ik wil gewoon een papiertje hebben. Om erachter te komen welk papiertje, moest ik blijkbaar eerst 35 worden.”
Dave
“De afgelopen 15 jaar werkte ik in de telecombranche. Ik heb de opleiding mbo Activiteiten Begeleiding gedaan en ben aansluitend in de zorg gaan werken. Tot twee keer toe werden de tijdelijke contracten niet verlengd en moest ik eruit. Ik wilde meer zekerheid en verliet de zorg. Maar uiteindelijk kun je jezelf niet voor de gek houden. Wanneer mensen mij vroegen wat voor werk ik deed, begon ik mijn antwoord altijd met: ik kom eigenlijk uit de zorg, maar… Het is hoe ik als mens in het leven sta. Ik wil iets kunnen betekenen voor een ander en houd ervan mensen een goed gevoel te geven. Binnen de telecomwereld staat het geld centraal. Er moet zo veel mogelijk ín en zo min mogelijk úit. En maar presteren en maar druk en maar zweten. Dat hield ik niet meer vol. Het paste gewoon niet bij mij. Nu werk ik hier iets langer dan een jaar en het voelt alsof ik hier al veel langer ben.”
Simone
“Ik wilde bij de politie. Ik heb toen de vooropleiding van de politie gedaan, maar kon alleen gaan werken in regio’s die ver weg waren. Daar werd ik, vanwege de grote reisafstand, niet erg enthousiast van. Ik heb toen een dagje meegelopen met mijn schoonzus. Die werkte ook in de zorg, op Midgard. Daar heb ik negen jaar met veel plezier gewerkt. Uiteindelijk was het tijd voor een nieuwe uitdaging. Ik heb toen geholpen bij het opzetten van een woonhuis voor cliënten. Ik kon er mijn draai niet vinden en ben verder gaan zoeken. Zo ben ik op AC Buitenhof terechtgekomen. Het werk is een uitdaging voor mij. De rust vinden voor cliënten en van daaruit een activiteit ondernemen is erg leuk. Onze cliënten kunnen zich steeds verder ontwikkelen en dat ondersteunen we met een fantastisch team. Daar word ik heel enthousiast van.”