“Mijn naam is Ferry Stornebrink. Ze noemen me ook wel Ferry Ferrari. Dat komt door de rode Canta waar ik altijd in rij. Al jaren ben ik koerier bij Esdégé-Reigersdaal. De mooiste klus vind ik het verspreiden van Bladeren en daar ben ik #TROTS op.”
“Koerieren is niet het enige dat ik doe. In 2004 begon ik met werken bij Esdégé-Reigersdaal. Ik heb altijd bij het TeCeA gewerkt. Dat is het trainingscen- trum arbeid. Drie ochtenden werk ik voor hen bij de rechtbank, dossiers opschonen, en drie middagen ben ik koerier voor alle locaties van de clusters van de Zilvermeeuw. Er was iemand anders die dat werk deed, maar die werd ziek. Ik reed eerst op een driewielscooter. Een cliëntbegeleider heeft de Canta geregeld. De rode is inmiddels van mijzelf. Voor mijn werk heb ik een grijze en die wordt door Interflame gesponsord.”
Vuurspuwen
“Ik breng niet alleen envelopjes rond, maar ook hele tuinbanken. We hebben de passagiersstoel eruit ge- haald. Ook kom ik veel bij Otto’s kantoorboekhandel om spullen op te halen. Als ik nieuwe adressen heb dan kijk ik in Google hoe ik moet rijden. Na één keer weet ik de weg uit mijn hoofd. En als ik nou echt een keer de weg niet ken, toets ik toch gewoon mijn huisadres in? De telefoon ligt naast me. Ja, een houder aan de passagierskant zou nog weleens handig zijn. Koerieren vind ik leuk omdat je overal komt. Alleen het minst leuk is dat niet iedereen achter een 45-kilometer auto wil zitten. En wat krijg je dan: ze gaan bumperkleven en verkeerd inhalen. Zelfs over de busbaan.”
“Ik ben er wel een beetje immuun voor geworden, maar soms is het een beetje te link. Dan zie ik het parketpolitiebureau, de politie die dienst heeft in het gerechtsgebouw, en loop ik even naar binnen om vuur te spuwen. Dat heb ik afgesproken en er is daar een mevrouw die altijd naar me wil luisteren.”
"Voordat ik de weg op ga, maak ik mijn hoofd leeg"
Praatje
“Als ik van de rechtbank naar het koerierswerk ga, zit ik altijd eerst even in een apart kantoortje. Dan maak ik mijn hoofd leeg voordat ik de weg op ga. Daarna kijk ik in het bakje ‘uitgaande post’. Op het koeriersschema schrijf ik het weeknummer, de kilometerstand en nog een paar dingen. Dan weten ze waar het autootje allemaal heengaat. Dat heb ik samen met mijn cliëntbegeleider Marjanne ingevoerd.”
“Ik ga naar meerdere adressen. Tegen enen vertrek ik en dan kom ik weleens halfvier, vier uur binnen. Hoe snel het gaat ligt ook aan het verkeer. Pauze neem ik niet. Ik ben zo geconcentreerd met het werk bezig en met het verkeer dat ik daar niet aan denk. Soms maak ik wel een praatje.” Er verschijnt een brede lach op Ferry’s gezicht: “Bij AC de Zilvermeeuw in Alkmaar altijd, want daar werkt mijn verloofde Lot.”
Weten wat ik vervoer
“Bladeren rondbrengen zwaar? Nee hoor. Ik leg alles op een karretje en dan in de auto. En ik sorteer ze natuurlijk eerst. Wat waarheen moet. Het staat er duidelijk op. Maar soms mis ik ook wel iets waarvan ik denk: moet ik daar niet bezorgen? Dus daar moeten we nog maar eens naar kijken samen. Van mij mag Bladeren wel vaker uitkomen. Ik vind het een heel mooi blad. Soms lees ik wel een stukje. Dan neem ik er één mee naar huis en spit ik ‘m door. Ik wil toch weten wat ik vervoer.” Ferry, heb je nog iets aan te vullen? “Eigenlijk mag je nog wel zeggen dat ik superleuke collega’s heb. En ook hele leuke begeleiders. Dat is ook belangrijk, toch?”